De stoere zeebonk

Geschreven opĀ 01-06-1980

Hij was een stoere zeebonk, hij had heel erg het land
hij zat daar maar te staren eenzaam aan de waterkant
een meisje vroeg hem zeeman wat is er aan de hand
en hij zei droevig nooit meer zal ik klimmen in het want
mijn kapitein zei tot mij jij bent een rare kwant
jij zit nog zelfs niet stil als een ander lanterfant
nee als het werk gedaan is en ieder zich ontspant
dan blijf jij aan het werk en maakt de arbeidrust te schand'
dus heeft hij mij ontslagen en verbannen naar het land
nooit meer de zeewind rond mijn hoofd als ik klauter in het want
die voel ik enkel nog als ik wandel over 't strand
ach had ik maar de moed dan maakte ik mezelf van kant
het meisje zei toen zeeman, gebruik toch je verstand
er is veel meer in 't leven dan geklauter in het want
je denkt nu: al je schepen zijn achter je verbrand
en 't is een straat die doodlkoopt waarin je bent beland
maar laat mij je vertellen: er is niks aan de hand
zolang jij nog jezelf bent en kunt lopen over 't zand
zolang je kracht om door te gaan nog niet is opgebrand
hoef jij toch niet te denken: ach, ik maak mezelf van kant
de zeebonk zag het meisje aan en nam haar bij de hand
keek haar diep in de ogen en zei, door gevoelens overmand:
'k zal nooit meer zitten staren, eenzaam aan de waterkant
en ook nooit meer gaan varen, want ik blijf bij jou, hier aan land

Gitaar, bas en drums - improvisatie met een vriend en zijn broer, zang er later bij op gezet (nov. 1983)