episode 2 (1-8-1979)


Jan hervond zich toen alles voorbij was op de onderste trede van een koude stenen trap, die zo te voelen naar boven leidde. Zo'n trap was er niet in zijn kelder, dat was dus een duidelijk bewijs dat de stem uit de vorige aflevering hem wat op de mouw had gespeld. Toen hij dat bedacht moest hij ook weer denken aan de vraag die hij de stem had gesteld: wanneer ben ik?

Het werd fris, merkte hij ineens. Een koude tochtstroom voer langs zijn dunne kleren. Dat kon maar één ding betekenen: er was iets mis met de airconditioning. Hè? vroeg hij zichzelf op datzelfde moment af, waarom denk ik dit? Wéét ik dat er hier airconditioning behoort te werken en dat die het niet goed doet? Hoe kwamen deze gedachten in zijn hoofd?

Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Een postduif kwam aangefladderd. Hoe die schattige diertjes in deze duisternis hun weg wisten te vinden! Dat vleermuizen het konden wist hij, en ook hoe ze het konden. Maar postduiven, nee daar had hij nog niet van gehoord. Liefkozend streek hij het beestje over de bol en toen werd hem alles duidelijk. In plaats van over veren streek hij namelijk over metaal. Het was een radiografisch bestuurd bouwsel van de een of andere briljante geleerde! Misschien heette hij wel Puitert. Dat zou goed uitkomen dacht Jan. Zo heet ik namelijk zelf ook. De naam Gevels gebruikte ik alleen maar als schuilnaam. Toen verbleekte hij. Dit lieftallige blikken wezentje WAS zijn eigen schepping!

Hoe nu? Was hij verstrikt geraakt in een tijdswarnet, dat hij zichzelf met zijn eigen uitvindingen aan het bevechten was? Of hadden kwaadaardige elementen de blauwdrukken uit zijn kluis gehaald? Of wat nog ergers was... droomde hij misschien?

De ware stand van zaken zou hij helaas nooit te weten komen. Hij las het bericht dat de postduif in de kunstig aangebrachte boodschappengleuf - die hij natuurlijk blindelings wist te vinden wat ook wel nodig was in het stikdonker - met zich meedroeg en verbleekte andermaal. Livia was in gevaar! Het begon er nu toch aardig op te lijken dat hij zichzelf boodschappen aan het sturen was, dit keer over zijn verloren geliefde. Er stond nog meer: ga vijf stappen in de richting die de punt van je misvormde linkerbil aanwijst. Spring als je aangekomen bent een aantal malen op onder het slaken van een woeste indianenkreet. Als het goed is opent zich dan onder je een valluik waardoor je terecht komt in een helverlichte ruimte. Sla geen acht op de geűniformeerde beambten die daar doorgaans hun werk dat het dafglicht niet kan verdragen verrichten en die je ongetwijfeld in stomme verbazing zullen aanstaren aangezien ze nooit geweten hebben dat dat luik daar zat, maar zoek koortsachtig naar mijn volgende boodschap die je zult kunnen herkennen aan de letters J.P. uitgevoerd in goudbrokaat op een dieprood fond.

Zo geschreven, zo gedaan. Alles was zoals beschreven. In de helverlichte ruimte waren offsetdrukkers aan het werk die verdacht veel weghadden van valsemunters, en die hun verbazing verbazend snel om lieten staan in de soort houding die alle misdadigers kenmerkt als ze ontdekt worden door een persoon die er (schijnbaar) niks mee te maken heeft: dreigend. Hij negeerde hun opdringerige houding en zocht haastig naar het dieprode fond met daarop in goudbrokaat zijn initialen geborduurd. Hij ontdekte het toen hij één van de valsemunters moest ontwijken omdat die hem een hartamputatie wilde laten ondergaan met een bot en smerig mes, en daarbij één van de kapitale drukpersen omstootte.

Kunstig gedaan, mompelde hij terwijl hij het brokaat uiteenrafelde zodat er een nanofilm tevoorschijn kwam. De projector was natuurlijk in het dieprode fond verborgen en ook daar had hij weinig moeite mee. Hij liet de valsemunters verder aan hun lot over en ging een doolhof van deuren door tot hij voelde dat hij ongestoord de nanofilm kon bekijken en ontcijferen. Alleen... er was niets te ontcijferen.