episode 1 (28-07-1979)


Het was twee uur 's nachts. Terwijl hij zich een tweede kop koffie inschonk pakte hij een appel van de fruitschaal, die hij net kon bereiken. Hij nam een hap uit de appel en zette de koffiepot neer. Ondanks de vele waarschuwingen van zijn weinige vrienden had hij zich voorgenomen de nacht wakend door te brengen, maar hij begon nu al moe te worden. Hij geeuwde onophoudelijk.

Alsof dat nog niet erg genoeg was ging opeens de telefoon. Hij schrok op. Wat kon dat te betekenen hebben? Hij liep naar het toestel toe en nam de hoorn van de haak. "Jan Gevels" bromde hij.

"Lieven hier" begon de telefoon te kwetteren, "Hee Jan moet je horen jongen, ik wist dat je nog op was dus ik dacht ik bel even om je het goeie nieuws te vertellen".

"Welk goeie nieuws?".

"Jan, hou je vast. Jij, en jij alleen, bent uitgekozen om ons te vertegenwoordigen op de komende Merilyou. Wat zeg je daarvan? Hè?".

"Wat bazel je nou man? Wat is dat, Merilyou?".

"Ga me niet vertellen dat jij nog nooit van Merilyou gehoord hebt. Man, dat is zo ongeveer het eerste dat je op school leert!"

"Nou, dan heb ik zeker de eerste klas gemist." mopperde Jan. "Ik weet niks van een of andere Merilyou. Wie of wat is dat?".

De stem aan de andere kant van de lijn veranderde langzaam aan van joviaal naar verbaasd naar verafschuwend. "Jan, wat is er met je aan de hand? Je gaat me toch niet vertellen dat je écht niet weet waar ik het over heb?".

"Ik voel me volkomen goed en gezond. Is er met jou misschien wat mis?". Maar Lieven had al opgehangen. En toen Jan hem zelf probeerde op te bellen was het nummer in gesprek. Dat kon maar één ding betekenen.

De politie was zeer snel wist Jan. Hij zou ongeveer een halve minuut hebben om weg te komen. Zijn huis had drie ontsnappingsmogelijkheden, dus hij koos voor de minst waarschijnlijke.

Snel en zonder sporen achter te laten liep hij de voordeur uit. In de portiek had hij zijn verdwijnmachine opgesteld. Die zag er zo op het oog uit als een doodgewone portieklamp, maar hij had de gloeidraad zo behandeld dat die straling van een bepaald frekwentiegebied uitzond waarop het mechanisme dat hij in zijn polshorloge had ingebouwd reageerde en hem zou laten verdwijnen. Hij hief zijn horloge op naar het licht om te kijken hoe laat het was en wat de bedoeling was gebeurde.


"Aha" zei Jan toen zijn ogen aan het duister om hem heen gewend waren geraakt. "Dit zijn ongetwijfeld de donkere middeleeuwen van de aarde waarover ik zoveel gehoord heb.".

"Mis kereltje" zei een stem uit het duister. "Dit is toevallig één van de meest verlichte tijden uit de geschiedenis van de mensheid.".

"O ja, wanneer ben ik dan?" vroeg Jan.

"Je bent in de kelder van je eigen huis" antwoordde de stem.

"Dat vroeg ik niet" zei Jan.

"Een gek kan meer vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden" merkte de stem op.

"Er zijn ook gekken die het donker voor licht aanzien" kaatste Jan terug.

"Rustig nu maar." zei de stem. "Om redenen die ik je nu nog niet kan vertellen kan ik je niet onthullen wanneer we zijn". "Maar ik wéét het natuurlijk wel" voegde hij er even later aan toe.

"Schurk" zei Jan alleen maar. "Ik heb je best wel door, je doet alleen maar net alsof. Alsof je denkt dat ik zo stom ben om daar in te trappen.". Meteen maakte hij een smak van een paar meter want hij was tijdens het gesprek natuurlijk niet stil blijven staan. "Allemaal jouw schuld!" riep hij woedend uit. "Het minste dat je had kunnen doen was het licht aanknippen!".

Hij kreeg geen antwoord. Zijn woorden gingen verloren in een doodse stilte.

"HEE!" schreeuwde Jan het niets in. Niemand antwoordde. Toen gebeurde het onzegbare. Het hield maar niet op. Jan vocht uit alle macht om niet ten onder te gaan in het geweld van het gebeuren. Hij holde weg van die plek, zonder te weten waar hij heen ging - maar wel met de handen voor zich uit om niet tegen een eventuele muur op te knallen.