Onder de dekens van het bestaan ligt het verborgen...
Ik loop over straat in de nacht. Ik denk na over het leven en over mezelf, en bedenk dat het een raadsel is om samen met iemand op te lossen. Oef, slaap, een einde aan deze waanzin. Vergetelheid, kom en omhels me, geef me de liefde die ik van niemand anders krijg.
Niemand? Ja toch. Ik heb er niet om gevraagd, maar daar staat zij voor me, als een wrekende nemesis om recht te maken wat krom is. Ik voel me volwassen worden en deins voor haar terug. Moet ik groeien om gebukt over straat te gaan?
De nevel trekt op. Ik zie het alles ineens duidelijk ivoor me. Zij zweeft, haar hoofd is licht van de liefde die ze voor me voelt. Míjn hoofd is zwaar, toch sta ook ik niet met beide benen op de grond. Schop ze maar onder me vandaan, ik merk het niet, ik zit in de wolken met mijzelf.
Verscholen onder de mantel der liefde ligt ze op me te wachten, de bloeddorstige leeuwin. Zij beschermt haar jongen zoals ze mij in haar netten probeert te verstrikken. Mij in de val te vangen die zij is, dat is het doel waarnaar zij streeft, het leven. Het strekt haar klauwachtige grijparmen uit naar hen, die zij nog niet gevangen heeft. Naar hen die niet, zoals zo velen, nooit de vrijheid gekend hebben. De onvrijheid van het buitenstaander zijn, ze wil ons die ontnemen in ruil voor haar bekoorlijkheden en haar intiemste, geheimste plekjes. De slavernij van het samen zijn biedt zijn aan als vervanging van het verslaafd zijn aan vluchten en verveling
Zij heeft het beste met mij voor, ik weet het.