Luctor et Emergo


Luctor en Emergo waren twee jongens van stavast. Ferme boerezonen uit een geslacht dat terugging op Adam en Eva, naar men zei. Door puur toeval kwamen ze in contact met de heer Lemuel Wurlitzer, die hen een aanlokkelijk voorstel deed. Maar eerst moet ik het even hebben over Luctor en Emergo zelf, want het is beter te weten met wie wij te doen hebben.

Weet dan, dat de vader van Luctor en Emergo ooit een rijk man was geweest die aan lager wal was geraakt door het aan te leggen met een charmant jong ding, hartstochtelijk en dol op hem en dure kado's. Toegegeven, ze wilde hem niet om zijn geld, maar dat ze zich dankzij dat kon veroorloven wat ze altijd al graag had willen hebben was toch mooi meegenomen. Zij schonk hem Luctor en Emergo en nog vele andere mooie kinderen, want net als zij was hij een vurig minnaar en iets om tegen ongewenst ouderschap te ondernemen kende men in hun tijd niet. En als men het al kende, dan gaf het nog geen pas om het te gebruiken.

Zo kenden Luctor en Emergo een gelukkige jeugd, temidden van al hun broertjes en zusjes en hun vader en moeder. Luctor was ongeveer een jaar ouder dan Emergo, maar het was alsof ze een ééneiïge tweeling waren, zo innig trokken ze op elkaar. Geen van beiden was belangrijker dan de ander, ze beminden elkaar evenzeer als ze hun broertjes en zusjes beminden maar nog net iets extra, en ze waren ook altijd samen. Ze hadden dezelfde liefhebberijen en hadden een hekel aan dezelfde personen, ze bewandelden dezelfde paden en meden dezelfde onplezierige situaties. Waarachtig, als twee broers elkaar ooit na hebben gestaan, dan waren het wel Luctor en Emergo, en dan bedoel ik niet te na.

Ze ontwikkelden zich tot atletische figuren, hoewel ze beslist geen krachtpatsers probeerden te zijn. Hun voornaamste liefhebberij was muziek maken en als ze vandaag de dag geleefd hadden, dan had ik maar wat graag bij ze in de band gezeten - een mekaar beter aanvoelend sologitaristentandem is eenvoudigweg niet denkbaar. Helaas leefden ze in een tijd anders dan de onze, en de muziek was uitsluitend geschreven en niet geïmproviseerd. Ze speelden hakkebord, draailier en knievedel als de beste, maar geen gezelschap wilde ze aannemen, doordat ze onafscheidelijk waren. De muzikale traditie schreef voor welke instrumenten tegelijk bespeeld werden, en daardoor was voor twee muzikanten van hun kunnen nergens plaats. Zo zwalkten ze door hun leven, want het ouderlijk huis waren ze inmiddels ontgroeid en iedereen weet dat dan het ware zwalken begint, en ze werden steeds moedelozer en bovendien ook nog brodeloos, want aan de incidentele bijdragen van thuis aan hun onderhoud kwam tenslotte een eind. Hun laatste duiten besteedden ze aan een koel glas mede (bij gebrek aan bier, dat in hun tijd nog niet bekend was), en diep in hun glazen kijkend en luid zuchtend maakten ze zich op om ten einde raad hun instrumenten dan maar te gaan belenen.

Op dat moment liep de heer Lemuel Wurlitzer, die ik al eerder noemde, de tafel ondersteboven waaraan ze hun leed en geld zaten te verdrinken. De kostelijke mede vloeide uit over de met zand bestrooide planken vloer van het lokaal waar ze hun drankjes nuttigden en net op tijd wist Emergo Luctor ervan te weerhouden de veroorzaker van dit ongerief eens duchtig en hardhandig de les te lezen. De heer Wurlitzer bleek slikzat, maar nog niet te ver heen om onze beide helden een nieuw glas mede aan te bieden en in een homerisch gelach uit te barsten toen hij hun namen vernam.

"Excuzeer," hikte hij na, "maar dat doet me denken aan mijn gymnasiastentijd, een periode in mijn leven die ik liever vergeet (en dat was me bijna gelukt). Hoewel we veel lol hadden, toen, heb ik me laten vertellen. Enfin, een schandaal maakte dat ik mijn opleiding aldaar voortijdig moest afbreken, en daarom word ik er liever niet aan herinnerd. Hoewel een zo vermakelijke wijze als deze veel vergoedt. Hoor toe, dan zal ik u van mijn wedervaren verhalen, te beginnen met na mijn gymnasiastentijd als jullie het niet erg vinden. Ik woonde in die tijd op een tochtige zolderkamer ergens in het smoezeligste deel van de stad..."

Het vervolg van dit verhaal zal ik u, lezer, besparen, omdat het niets te maken heeft met de eigenlijke vertelling die ik u hier wil doen. Gezegd moet worden dat de heer Wurlitzer ondertussen, daarbij geholpen door zijn door het praten gestaag opdrogende keel, de glazen van onze vrienden goed in de gaten hield en geregeld liet bijvullen. Hij ontpopte zich hierbij als een begeesterd verteller en, tot groot genoegen van de beide broers, als een beroepsmatig inhuurder van muzikanten. Helaas ook een onfortuinlijke.

De heer Wurlitzer, zo bleek, was een van die mensen waarvan men zegt dat ze hun tijd ver vooruit zijn, waarmee men doorgaans niet meer wil laten doorschemeren dan dat zo iemand probeert te roeien met riemen waar niet mee te roeien valt - beoordelen of iemand zijn tijd vooruit is is immers pas mogelijk wanneer die tijd voorbij is. Zijn ideëen spraken de broers echter wel aan, want hem konden ze bereid vinden om een muziekgezelschap te helpen oprichten waarin ze gezamenlijk konden figureren.