Levensavond


Languit lag de hond voor het behaaglijke haardvuur. In een grote pluchen fauteuil lag onderuitgezakt een vrouw. Haar make-up was uitgelopen door de tranen van boosheid die ze gehuild had. In de tegenoverliggende hoek van de grote kamer, ternauwernood beschenen door de rijke kaarsenkroon die in het midden van de kamer aan het plafond hing, stond een sécretaire met de klep open.

"Er was eens een levensavond. Hij hield van gedempt licht, zware fluwelen overgordijnen en peren op sap. Hij voelde zich niet goed doorgebracht. Felle TL's, katoenen floddergordijnen en pruimenjam hadden het voor hem wel goed verpest. Hij wilde eigenlijk wel boos zijn op degene die hem op zo wrede, onnadenkende wijze doorbracht maar ach, hij kon dat de ongelukkige toch niet aandoen. Het is al erg genoeg om te moeten sterven. Zelfs de levensavond zou er eens aan moeten geloven, dan zou het ook met hem afgelopen zijn."

Het manuscript lag onbeschermd op het vloeiblad. Een veelgebruikte ganzeveer lag ernaast, hopeloos verknoeid door de ongelukkige hand van degene die er het laatst mee had geschreven. De kaars, die de schrijftafel verlichtte, scheen pas aangestoken. De prullenmand was tot de rand toe gevuld met nutteloze rotzooi. De eerste, afgekeurde versie van het manuscript lag er verfrommeld naast, doordat hij er geen plaats in had kunnen vinden. De detective stond voor een raadsel. De situatie zelf was hem duidelijk genoeg, maar het waarom..? Hij begreep er niets van en voelde ook geen aandrang om het uit te zoeken.