Het eeuwig tijdsgewricht


"Laat is het, veuls te laat" bromde de potige landbouwer in zijn baard. "Het leven is kort, we moeten ervan maken wat we er van maken kunnen, woekeren met onze talenten moeten we, want de spanne tijds die wij hebben is ons met opzet krap toegemeten". Zo mompelde Schreurd Gjalkema voor zich henen in de groeisels aan zijn kin. Een zwartkijker was hij, van het zuiverste zwart zoals je dat maar zelden ziet, zo intens zwart dat het pijn doet aan je ogen.

"Ach kom" sprak nu Herben Draasga, de vrolijke frans van het gezelschap, "zie toch de zonzijde van het leven. Het is niet alles kommer en kwel, als er geen wolken waren was er geen blauwe lucht". Herben had makkelijk praten, mopperde Schreurd, want Herbens vader was de rijkste hereboer uit de streek, maar ziet Herben Draasga deze twee eeltige handen die ik hier voor hem ophou, daar moet Schreurd Gjalkema het allemaal zelf mee doen, en daar is hij fier op. "Wat zeur je dan, als je er zo trots op bent!" lachte Herben en bestelde nog twee kruiken bierebitter voor hun beiden.

Schreurd snoof luidruchtig en antwoordde: "Omdat het werk nooit gedaan is. Als ik geen twee goeie zoons had die samen aankunnen wat ik in m'n eentje doe, dan had ik hier nu niet kunnen zitten, mij volgietend met slemp! En als het Boven behaagt, dan zit ik morgen met de brokken want de nukken en grillen van Daarboven zijn maar al te bekend! En als een eerlijk hardwerkend landman tegenslag krijgt, dan kost het hem de rest van zijn karig bestaan om er weer bovenop te komen".

"Dan moet je ook maar sparen" merkte Herben koeltjes op. "hier, drink eens uit. Een verstandig landman kijkt verder dan de dag van morgen, denkt verder dan de komende oogst -"

"Een doorsnee landman krijgt de gelegenheid daarvoor niet eens!" wierp Schreurd er kwaad tussen, "Zoveel eist de strijd om het bestaan van hem!" "Een verstandig landman belegt het geld dat hij overhoudt en trekt er profijten van" ging Herben onverstoorbaar door, "en na korte tijd hoeft hij zich niet meer druk te maken over een beetje tegenslag".

"De oude Aage had dat ook zullen doem" mengde nu Wytze Krueswold zich in het gesprek. "Maar net als ieder ander had-ie het niks te ruim. dus moest-ie gokken met een deel van zijn oogst. En pech dat-ie had! Hij is nu geruïneerd en leeft in het armenkot.". "Hou jij je er maar buiten, Wytze Krueswold!" sprak Herben vermanend. "Ik bestel niet voor niets geen bierebitter voor je. De verhalen die jij uit je neus pulkt ... !"

"Maar dit is waar, zo waar als ik hier veur je zit" zei Wytze tegen Schreurd, "ga 't maar navragen, dan zal je zien!"

"IK geloof je" zei Schreurd, en tegen Herben: "En ik ben niet plan om de gok te wagen. Ik heb een vrouw en kinderen om mee rekening te houden", "Goed, dan zijn we hierover uitgepraat" zei Herben luchtig. "Volgende onderwerp".

"Zal ik eens vertellen wat Mina 139 mijn roodbonte prijskoe, me laatst flikte?" vroeg Wytze. "Die ging er bovenop bij Klaasje 9, alsof ze een stier was. Volgens mij is ze een feministe, ze is meer rozebont, hahaha". "Je bent zeker in de war met een roze olifant" bromde Herben. U zult inmiddels al wel begrepen hebben dat Wytze en hij het niet zo goed met elkaar konden vinden. De ander afkatten waar mogelijk, om het minste of geringste onenigheid hebben - hoewel, misschien heb ik het wel mis, gezien de zegswijze 'was sich liebt das neckt sich'. Ik maak deze eigenaardige wending naar de verteller toe even omdat ik graag van mijzelf spreek. Terug naar Schreurd en zijn vrienden, die ondanks Herbens zure opmerking over Wytzes vermeende drankzucht, waarmee hij zijn reputatie als vrolijke Frans logenstrafte, in smakelijk lachen uitgebarsten waren om Wytzes verhaal over de lesbische neigingen van zijn mooiste koe.

"Nee, dan mijn Erna 37!" brulde Jelle Klaterdam van het lachen, "die bestond het haar stal vol te schijten en vervolgens Drika 6 in de derrie te duwen. Wat een menselijke trekjes hebben die koeiebeesten toch!". Alle mannen aan de toog lagen weer dubbel om dit kostelijke verhaalt maar kropen beschaamd overeind toen Schreurd vermanend opperde: "Misschien is het wel andersom, en vertonen wij mensen koeietrekken! Wij zijn immers niet meer dan beesten, die zich moeizaam moeten ontworstelen aan de kwalijke geneigdheden van onze natuur."

"Dat zijn geen woorden voor in het bitterhuis" vermaande Helmer Wundersga op zijn beurt Schreurd. "Hier dient men door te drinken en vrolijk te zijn! Bewaar die praatjes van je maar voor als je in je eentje achter de ploeg loopt te mopperen. Bah, zuurpruim, ga je vrouw pesten, man!".

Schreurd dronk verontwaardigd zijn kruik leeg en volgde Helmers suggestie op. Zijn vrouw liet zich echter niet pesten en daardoor kreeg Schreurd nog erger het land in dan hij al had.

De dagen sleepten zich voort en hij was steeds vaker te vinden in het bitterhuis, waar steeds vaker en openlijker de gek met hem werd gestoken. Tot de dag dat zijn vrouw en kinderen hem vaarwel zeiden, hij zijn havezate moest verkopen en de oude Aage gezelschap kon gaan houden. Zonder hun sombere man en vader kwamen Janskje Drietersga en haar kinderen Jens, Sybren en Riek uiteindelijk toch nog goed terecht.