Gitaar op kantoor


Dat is me nou ook wat. Ik heb al drie dagen lang geen gitaar kunnen spelen doordat ik zo stom was om met een scherp broodmes uit te schieten en een klein maar net even te pijnlijk wondje in mijn linker wijsvinger top te veroorzaken. Dat is de ellende als je rechtshandig bent, als je dan uitschiet is je linkerhand de pineut. Was ik maar linkshandig, dan was m'n rechterhand de pineut geweest.

Maar dat helpt ook niet bedenk ik dan, want dan zou ik ook andersom gitaar spelen en met een pijniijke rechter wijsvinger evenmin iets kunnen doen. Eigenaardig eigenlijk, dat bij gitaar spelen de hand waarmee je niet speelt maar akkoorden en noten pakt eigenlijk belangrijker Is dan de hand waarmee je wel speelt.(d.w.z. de snaren plukt)

De accoordgrepen waar ik mijn wijsvinger niet voor nodig heb kan ik natuurlijk nog wel spelen, maar dat is maar zo'n klein beetje. Toch is het misschien wel eens aardig om een deuntje te componeren waarbij ik geen wijsvinger nodig heb en dan bedoel ik echt helemaal geen ook niet in de rechterhand want de snaren sla ik altijd aan met-mijn middelvinger - of,als ik met een plectrum speel, hou ik dat tussen mijn duim en middelvinger. Dit is in flagrante tegenspraak met wat ze mij vroeger geleerd hebben, namelijk dat ik voornamelijk met mijn wijsvinger moet plukken en zo, maar daar zit ik natuurlijk niet mee.

Enfin, ik haal mijn gitaar die ik speciaal voor dit doel mee naar kantoor heb genomen, uit zijn hoes en begin hem te stemmen. Mijn collega aan de overkant van het bureau zet grote ogen op als ik helemaal op het puntje van mijn stoel ga zitten in verband met de armleuningen, want als ik dat niet doe moet ik mijn gitaar heel hoog houden om de leuningen niet in de weg te hebben zitten en figuurlijk gesproken lukt me dat nog wel, maar een gitaar hoog houden in letterlijke zin is geen spelen..

Welgemoed sla ik een D akkoord aan. Want daar heb ik geen wijsvinger bij nodig, evenmin als bij een A-, G- of B mineur akkoord. Zie je wel dat het heel gemakkelijk is, zeg ik tegen mezelf, met die vier akkoorden kun je al een heel eind komen en dan kun je nog afwisselen, door vingers weg te laten of ze een vakje te verzetten. 0 ja, en barrés, dat lukt ook nog wel want dan zet je je wijsvinger niet met de top op één snaar, maar leg je hem dwars over alle zes.

Als nou die telefoon niet steeds ging dan kon ik rustig doorspelen, denk ik als ik al voor de derde keer m'n spel heb moeten onderbreken voor het noteren van een defect geraakt stuk medische apparatuur. Maar ik weet er wel wat op, en tot grote ontsteltenis van mijn overbuurman leg ik de hoorn van de haak en ga eens rustig aan het componeren, D, G, D, G, A, E mineur, G, D, enzovoorts. Ik ram er lustig op los en in een mum van tijd staat het vertrek vol met inderhaast toegeschoten college's die (vraag mij niet hoe het mogelijk is) staan te zwijmelen en te genieten van de door mij voortgebrachte nog-net-geen-wanklanken. Ik moet hieraan toevoegen dat mijn overbuurman en ik samen aan een bureau zitten in een apart kamertje, net zoals alle andere collega's alleen of met z'n tweëen een kamertje bezetten.

Ook mijn chef komt aangelopen en ook hij laat zich meeslepen door mijn gebrekkige gitaarspel. Maar dan valt zijn blik op de telefoon en de hoorn die van de haak ligt. "Wel voor den donder" roept hij boven net kabaal dat ik maak uit, terwijl hij zich door de rijen collega's heen dringt en dreigend voor mij komt staan, "Wat heeft dat te betekenen, lummel? Dit is een ziekenhuis, stomme idioot dat je er bent, tientallen mensen staan overal door het gebouw heen verwoed ons nummer te draaien omdat er meer en meer apparaten defect raken met de meest catastrofale gevolgen voor onze patienten en jij zit daar met de hoorn van de haak een beetje op een muziekinstrument te hengsten? Ben je nou helemaal bedonderd!" en hij legt de hoorn weer op de haak en grist me als een vertoornde vader mijn gitaar uit de handen. Prompt gaat de telefoon.

"Ik verwacht je binnen een half uur op mijn kamer, dan zal ik eens een hartig woordje met je spreken!" roept hij. Hij wringt zich weer door de collega's heen, die langzaam aanstalten maken om er ook weer eens van door te gaan, en neemt mijn mooie gitaar mee naar zijn kantoor. In mijn woede wil ik hem naroepen dat hij, zelf een gesjeesd klassiek gitarist, er nu zeker stiekem zelf op gaat zitten spelen, en welk een onrechtvaardigheid: hij als chef wel en ik als armzalige ondergeschikte niet, maar omdat de telefoon zo hardnekkig blijft rinkelen neem ik die eerst maar op. Een stuk verstandiger met het oog op mijn positie hier. De college's druppelen nu echt weg, druk pratend en gesticulerend, en ik word onthaald op een stortvloed van woorden die je anders nooit hoort, zeker niet door de telefoon. "Hee, die kende ik nog niet" zeg ik ad rem, "mag ik die even noteren?"

"Noteer liever dat de vlamfoto-ionisator het begeven heeft eikel, en zet er gelijk bij dat er de grootste spoed bij is, we zijn bezig aan een onderzoek waarbij het functioneren van dat apparaat van vitaal belang is, elke minuut dat het ding niet werkt ligt het onderzoek stil en als het te lang duurt kunnen we helemaal overnieuw beginnen!" "Iedereen heeft haast bij z'n reparaties" antwoord ik wat een nieuwe stortvloed van onparlementaire taal oplevert, "en waar mag u dan wel zitten? Want als ik dat niet weet kan ik de technicus natuurlijk ook niet naar de juiste plek sturen", "Mijn naam is Naerkens en de ruimte waar ik zit heeft als nummer - wacht, krijg de klere, ik kan het nergens vinden, o ja daar, V 759". "Nou" zeg ik, "ik geef het door met de vermelding spoed, meer kan ik ook niet voor u doen, en die krachtige taal van u geef ik er ook liever niet bij door". Grommend hangt de man op.

De eerstvolgende twintig minuten krijg ik storing na storing doorgegeven wat mij voorlopig de gang naar mijn chef bespaart, ik pen me het leplazerus om alles op te schrijven en dan denk ik stik de moord, ik breng de bonnetjes naar beneden naar de werkplaatsen en dan ga ik lekker met de chef bakkeleien.

In de buurt van de kamer van de chef gekomen ga ik over in tijgersluipgang. Gelukkig zit het raam naast zijn deur niet aan de kant van waaruit ik kom oprukken, anders zou hij me zien voor ik met luid kabaal de deur open ruk en hem betrap op het stiekem op mijn gitaar zitten spelen. Het is stil in de gang, ik kan hem niet horen, maar dat zegt natuurlijk niks. Hij is waarschijnlijk verdiept in het uitproberen van een moeilijke vingerzetting. Met een enorme zwaai ik de deur open, ik hap adem om een luidkeelse beschuldiging te uiten en daar zie ik mijn gitaar staan tegen de muur in de hoek van het zitje dat in de kamer ingericht is.

Verstoord kijkt de chef op van zijn werk en begint op mij te ketteren: "Natuurlijk jij weer! Als ik het niet dacht. Wat heeft het te betekenen om mijn deur zo open te gooien? Wil jij zo graag ontslagen worden? Eerst de storingentelefoon van de haak leggen en een beetje op een gitaar beuken, en dan zo bij me binnenkomen als ik je ter verantwoording roep? Weet je dat ik al van diverse afdelingen klachten heb gehad over hoe jij ze te woord staat?"

"Nee" zeg ik, "het enige dat ík hoor is positief, zoals Jannie van 6 Zuid die zegt dat.ik zo'n prettige telefoonstem heb. Die ga ik binnenkort maar eens opzoeken denk ik". "Denk jij!" briest mijn chef, "je moet je werk doen lummel, je hoeft helemaal niet te denken! Het is dat je geen uitzendkracht meer bent anders zou ik je er acuut uitgooien! Nou heb ik een opzegtermijn in acht te nemen."

"Dat is toch geen probleem" zeg ik, "U ontslaat me gewoon en dan neem ik vakantie tot het eind van de opzegtermijn. Dan hoeft u die drie maanden ook niet meer tegen me aan te kijken". "Alsof jij nog zoveel vakantie op te nemen hebt, man, zoveel weken krijg je nog niet eens in een jaar" roept hij boos en vervolgt: "Uit mijn ogen stuk ongeluk, we praten aan het eind van de middag wel verder want tot zolang blijft dat jammerhout hier staan, dan weet ik dat je tenmiste aan het werk bent vanmiddag en dan kan ik nog eens rustig bedenken wat ik met je zal doen. Schiet op, weg jij, aan het werk". Jammer genoeg (voor hem dan) weet hij niet dat ik ook schrijf.

Zo zit ik even later te pennen dat het een lieve lust is en geen storingsdienst invullen, niks daarvan, een heus verhaal wordt hier geschapen, en die telefoon die rinkelt maar en rinkelt maar, tot ik een keer de balen heb van dat akelige kabaal of denk "vooruit, het moet er maar weer eens van komen, ik weet toch zo gauw even niet hoe ik verder moet" en dan hou ik de telefoon even een halve meter van mijn oor vandaan tot het gescheld bedaard is, neem de storing op en ga weer verder met mijn verhaal.

Want ik ben onverstoorbaar, ik laat me niet opfokken door al die zusters en dokters met hun probleempjes, de enige uitzondering is die Jannie van 6 Zuid die zegt dat ik zo'n prettige telefoonstem heb maar ja, je weet van tevoren niet wie er belt dus die moet ik dan af en toe maar teleurstellen.

Zo schrijf en bel ik de middag door en dan komt het moment dat ik weer haar mijn chef toe wandel. Ik klop beleefd aan en kijk bij het binnenkomen snel naar de hoek waar mijn gitaar staat, om te zien of de chef zijn woede er misschien op heeft botgevierd, hoewel ik me van een gitarist eigenlijk niet kan voorstellen dat hij in staat is een gitaar moedwillig te molesteren (ik zelf ben de enige uitzondering, maar ik heb als excuus dat ik dan aan het proberen ben erop te spelen). "Zo. het zit er weer op" zeg ik vrolijk, misschien om de chef gunstig te stemmen, ik weet het niet, het sorteert in elk geval weinig effect want hij zegt bars: "Ga zitten. Wij hebben veel met elkaar te bespreken". Ik denk: klootzak, zo snoep je me nog en passant een groot stuk van mijn vrije tijd af ook - want ik verwacht dat het wel een poosje zal gaan duren.

"Ik heb er lang over na zitten denken" begint de chef en als de zon door een onweerslucht breekt er het begin van een glimlach door op zijn gezicht, "en ik vind dat we er niet verder over moeten zitten zeiken. Ik weet hoe moeilijk je het thuis hebt, Ik weet dat het je niet lukt; om aan de vrouw te komen en dat je je daarom vastbijt in je gitaar. Ik weet dat het je af en toe zo in je bol slaat dat je niet meer in staat bent te denken aan de catastrofale gevolgen van je onbezonnen handelwijze. Dat is allemaal geen excuus voor het niet goed doen van je werk, maar alla, zand erover. Je bent een aardige jongen en we mogen je allemaal graag (hoewel van tijd tot tijd iets minder graag), er zijn wel eens spanningen maar die weten we altijd weer op te lossen, kortom, het reilt en zeilt hier allemaal best prima met jou. Alleen, aan die telefoon hoor je niet thuis. Daarom heb ik een ander werkje voor je." Hij neemt me mee naar een groot hok vol bonnen, dezelfde soort bonnen als die ik maak van storingen die aan me worden doorgegeven, wat zeg ik? het zíjn dezelfde, honderden afgelegde storingsbonnen die nog gesorteerd en opgeruimd moeten worden, en hij zegt dat ik dáár de volgende dag mee mag beginnen. Dan geeft hij me m'n gitaar terug.

Pas als ik thuis kom begin ik me belazerd te voelen.