Een nieuwe betrekking


Het was een koude en mistige zomernamiddag. Bertrand liep alleen door de verlaten straten. Hij voelde zich opgewekt, hij was op weg naar zijn nieuwe betrekking. Zijn vorige baas had hem ontslagen omdat hij niet wilde doen zoals men van hem verlangde: alleen maar zorgen dat hij er elke dag verzorgd en representatief uitzag. Hij wilde meer dan de opgeprikte mooie jongeheer spelen en daarom was hij ontslagen. Het was hem totaal onduidelijk wat er precies van hem verlangd werd, iedere keer dat hij een baan aangeboden kreeg. Toch ging hij steeds, zo ook nu.

Als vanzelf bleef hij staan voor de grote etalageruit van de lingeriewinkel. Zou hij naar binnen gaan, vroeg hij zich af. Hij wist niet waarom hij deze gedachten had, maar ze welden allemaal volkomen vanzelfsprekend in hem op. Verstoord probeerde hij de gedachten van zich af te schudden. Hij liep door, dan lukte hem dat beter. Onwillekeurig verhoogde hij zijn tempo, zodat hij op het laatst als een bezetene door de straten ging. Langzaam aan begon het weer tot hem door te dringen waarnaar op weg was.

Aan de andere kant van de stad wachtte Godelieve ongeduldig op haar nieuwe bediende. Ze kon het een man vergeven als hij eens wat te laat kwam, alle mannen kwamen altijd te laat, maar dit spande toch wel de kroon. Ze hadden een afspraak gemaakt voor half twee en het was nu al drie uur! Het telefoonnummer dat hij haar had opgegeven had ze na een half uur gedraaid, maar er was kennelijk niemand thuis, de telefoon werd niet opgenomen. Als hij dus al naar haar op weg was, wat maakte dan dat hij er zo lang over deed? In het sollicitatiegesprek had hij haar verscheidene bewijzen kunnen laten zien dat hij stipt was (voor een man dan). Ze was nu halverwege haar vierde nagel, en merkte dat ze best zenuwachtig was.

In het halfduister van het kleine metrostation zocht Bertrand naar een bord of kaart dat hem zou vertellen welke kant hij op moest. Het zweet parelde hem op het voorhoofd, dankzij de dikke jas die hij aanhad. Zijn benen voerden hem de trap af, het perron op, de ondergrondse binnen, nadat zijn handen een kaartje hadden gekocht. Het halve uur in de trein stond hij ingeklemd tussen een spichtige neger en een rondborstige Algerijn. Even nadat de metro bovengronds was gekomen stapte hij uit.

"Eindelijk!" riep Godelieve, terwijl ze haar nieuwe bediende binnenliet. "Je hebt me verdomme lang genoeg laten wachten. Je kunt meteen aan het werk". Ze sloot hem in haar armen en fluisterde teder zijn naam.

Op de negende verdieping van een grote kantoorflat verontschuldigde Bertrand zich tevergeefs tegenover zijn werkgever. Een paar minuten later stond hij weer op het metrostation en wachtte op de trein naar huis.