Een bloem `[*]`_


Ik schrijf de laatste tijd veel. In de ik-vorm. En ik ben goed bij mijn hoofd, dus daar kan het niet van komen. Het narcisme van de jaren tachtig, zegt de een of andere antropoloog in het een of andere weekblad zegt volgens datzelfde weekblad de redactie van een ander weekblad hem na. Het ik-tijdperk is aangebroken. Disco, mooie kleren in felle kleuren, reclame, jij mag gezien worden, omdat het fijn is om jezelf te zijn, ik ben onlangs een tas kwijtgeraakt waarin zich een pas gekocht boek van J.M.A. Biesheuvel bevond. Biesheuvel schrijft ook in de ik-vorm, maar niet altijd. Ik vroeger ook niet, maar doordat ik niet meer in staat ben om inspiratie van buiten mijzelf op te doen doe ik het nu wel. Of het gaat over een hij die eigenlijk een verkapt ik is. Maar geen alter ego's meer die in een wonderbaarlijk dromenland fantastische avonturen beleven, geen mannetjes of vrouwtjes meer die dingen meemaken die ik echte mannetjes of vrouwtjes heb zien meemaken. Ik was bezig aan een feministisch science-fiction verhaal, dat dus noodgedwongen over bedachte hij's en vooral zij's ging, maar ik weet niet meer hoe het verder moet! Ik ben geen feministe en ik kan me de situatie niet verder verbeelden! Na een beschrijving van de wereld van werelden waarin het geheel zich afspeelt en de ontwikkeling naar het eerste spannende moment toe zink ik weg in een uitputtende karakter- en gedachtenwereldbeschrijving. Mooi meegenomen, daar niet van, maar ik blijf erin steken als in een moeras.

Het zit als volgt in mekaar; in de verre toekomst zijn er bewoonbare planeten ontdekt, alsmede een bruikbare ruimteaandrijving, maar de vrouwen mogen niet mee koloniseren. Die komen later, zoals dat destijds bij de kolonisatie van Amerika ook ging, en worden de moeder-de-vrouwen, stoeipoezen, broedmachines en de broodnodige afwisseling binnen de all-male pioniersbeweging. Gereduceerd tot speelgoed - zij het kostbaar speelgoed, want tenslotte hangt van hun in leven blijven de toekomst af in de vorm van de kinderen die ze dragen, baren, voeden en verzorgen -, en de vrouwen, verheugd door vele eeuwen marginale emancipatie en dan ineens bam! met de neus op de feiten gedrukt, pikken het niet meer. Maar wàt kunnen ze doen? Daar gaat het verhaal dus over. Ik begin zowaar weer zin te krijgen ermee verder te gaan, zo mooi weet ik het hier te schilderen. Wist ik ook maar hoe ik verder moest gaan!

En dan bekruipt me daarnaast ook nog de twijfel. Moet ík. een man, gaan bedenken wat vrouwen in zo'n situatie kunnen gaan doen? Kunnen ze dat zelf niet? Nou ja, misschien is het wel goed zo, een kleine bijdrage mijnerzijds aan de vrouwenstrijd, tenslotte ben ik ook tegen discriminatie van negers. De science-fiction is nog altijd een zeer masculien wereldje vol ongeëmancipeerde door mannen geschreven romans en voor zover er vrouwen schrijven brouwen die er ook maar weinig progressiefs van voor zover ik weet (onleesbare met actiejargon doorspekte dikke pillen vol gepsychologiseer over het onderhavige onderwerp), dus misschien kan ik hier een lans breken.

Als ik het tenminste eerst in het sf-wereldje een beetje gemaakt heb, en o, hoe moet dat me nou toch lukken?