Dwaze verhalen


Er was eens een zucht. Of liever gezegd, er klonk er eens een. Hij was afkomstig van een jonge, veelbelovende kroniekschrijver.

In zijn tijd bestond er nog geen reclame, anders was hij daarin gegaan, omdat er nu eenmaal brood op de plank moet komen. Hij zat nu in de kroniekbizniz, hetgeen er over het algemeen op neerkwam dat hij een beetje zat of lag of liep te lummelen. Behalve als er iets bijzonders of ghedenckwaerdigs gebeurd was, want dan moest het opgetekend worden in de annalen, in cierlijke lettertekenen, verlucht met mooie getekende platen en eventueel met prachtig versierde beginletters verwerkt in ingewikkelde tekeningen. Monnikenwerk, maar het verdiende goed (dat moest ook wel).

Langzamerhand begon hij toch wel te balen van zijn gedienstige arbeid. Maar wat moest hij anders? Wat wel kon was iets gaan doen in de tijd dat hij toch niets te doen had, en zo denkend besloot hij te gaan studeren.

Was het in zijn tijd mogelijk geweest psychologie te studeren dan had hij dat gedaan (een lekker vage studie), nu bleef hem niets anders over dan filosofie omdat dat de enige studierichting was die er toentertijd bestond (hij was vaag genoeg overigens).

Zo leerde hij een deerne kennen. Zo noemden ze in die tijd meisjes, vermoedelijk heeft het iets te maken met deernis. Een hele aardige deerne, bij wie hij vaak kwam en omgekeerd.

Op een keer kwam het gesprek erop en hij zei: "Ik wil best met je naar bed maar ik durf niet zo goed want ik heb het nog nooit eerder gedaan." Hij was immers maar een eenvoudige kroniekschrijver en er is een groot verschil tussen met boeken of met een meisje naar bed gaan. Een experiment om dit verschil te onderzoeken kan eenvoudig in de huiskamer worden verricht, eventueel met gesloten gordijnen als u niet houdt van onbescheiden blikken.

En toen kwamen de problemen want in die tijd kende men zegeningen als het condoom en aanverwante artikelen nog niet. Een kind werd geboren en de vader en moeder waren niet getrouwd en waren ook niet van plan dat alleen omwille van het kind te worden (ze hielden wel van elkaar, maar om dat te bevestigen heb je geen huwelijk nodig). "Wat moeten we met dat vodje papier" zeiden ze, doelend op het boterbriefje. "Als je maar gezond bent, en dat zijn we. En die kerk, die heb ik nooit zo zien zitten. Nee, we doen het op onze eigen manier."

Nu kwam het wel goed uit dat hij (de vader) kroniekschrijver was. Brood op de plank, een geregeld inkomen, ongeregelde werktijden, een ruime hoeveelheid vrije tijd - maar zoals alle kortstondig geluk kon ook dit niet duren. Onze jonge kroniekschrijver werd van z'n plaats verdrongen door een nog jongere, enthousiaste kracht, die net even cierlijker letters kon tekenen.

Wat nu? Hij besloot maar bestsellers te gaan schrijven. Dwaze verhalen met een erotische bijsmaak. En zo leefden ze nog lang en gelukkig. Of misschien ook wel niet.