Donker en nat


Het is nacht. Regen op de straatkeien. Één enkele straatlantaarn verlicht mijn pad, toont me de glimmend-donkere klinkers. Ik zie dat ze grof uitgehakt of -gesneden zijn. Er weerklinkt geen geluid, zelfs niet het vallen van de regen, zelfs het neerkomen van mijn voeten hoor ik nauwelijks, als ik er al oren voor had.

Want al mijn aandacht is gericht op het ontdekken waar ik ben. Niet omdat ik mijn omgeving wil vergelijken met de stadsplattegrond die ik in mijn hoofd zou kunnen hebben. Dit is geen stad en ik heb geen kaart in mijn gedachten. Het interesseert me niet op welke plek ik me precies bevind.

Gewoon doorgaan is al genoeg voor mij. Het is toch overal het zelfde. Beregende straatstenen. Duisternis doorbroken door zachtgele vleugjes licht. Soms merk ik dat de straat waar ik ben doodloopt, dan glip ik een zijstraat in. Doorgaan, daar gaat het om, niet waar ik beland.