De maaltijd


Herman Jansen stond kreunend op van achter zijn bureautafel. Het afgelopen half uur had hij gebogen gezeten boven het boek waarin zijn vader alle wijsheid had neergeschreven die hij in zijn lange leven had opgedaan. Het was tijd om te eten, Herman verveelde zich. De pendule op het dressoir tikte luid en gestadig. Het viel hem op dat hij het kennelijk niet had gehoord toen de klok drie uur sloeg, zo verdiept was hij geweest in het proza dat hem nagelaten was. Hij pakte een sinaasappel van de fruitschaal, zette zijn rechterduimnagel in de schil om hem te pellen maar bedacht zich toen en liep de kamer uit.

In de keuken gekomen opende hij de broodtrommel pakte het halve volkorenbrood dat hij nog had eruit en legde het op de broodplank, die nog op aanrecht was achtergebleven van het ontbijt. Hij zocht in de la onder het aanrecht, nam het broodmes eruit en sneed het brood aan. Hij was nog niet halverwege het afsnijden van de eerste snee toen hij het mes er weer uit haalde en alles weer opborg.

Hij liep naar de voorraadkast, waar nog een rol biscuit moest liggen. Hij haalde die eruit, liep naar de theetafel en opende de koektrommel, die leeg was, Nadat hij de koekjes uit de verpakking gehaald had liet hij ze in de koektrommel rollen. Vervolgens ging zijn hand de koekjes achterna om er een van te pakken, maar hij trok hem leeg weer terug en deed de trommel dicht.

Hij ging naar de koelkast, opende hem en nadat hij er een fles melk had uitgehaald en een glas uit de keukenkast schonk hij zichzelf een glas melk in. Hij zette de fles weer in de koelkast, sloot de deur en pakte het glas op, waarna hij het weer neerzette. Hij liep naar de kapstok, trok zijn jas aan en ging naer buiten. Vier straten van zijn huis liep hij zijn stamcafé binnen en bestelde een bier en een broodje tartaar. Hij betaalde en liep met het glas en het broodje naar een tafeltje aan het raam. Hij zette beide neer en verliet het etablissement.

Op de terugweg naar huis ontmoette hij Mariëtte Hendriks, een meisje dat hij nog kende van toen ze bij elkaar in de klas zaten. Hij sprak haar aan en nodigde haar uit om bij hem thuis een kopje koffie te komen drinken. Omdat ze hem altijd al aardig had gevonden zei ze ja en ging met hem mee.

Thuisgekomen pakte hij haar jas aan en hing hem op de kapstok. Zijn eigen jas hing hij ernaast en vervolgens ging hij naar de keuken en zette een ketel water op. Hij schepte gemalen koffie in een filter, nadat hij er eerst een filterzakje in had gedaan, zette de filter op de koffiepot en ging toen de kamer binnen, waar Mariëtte al neergestreken was in een luie stoel.

"Vreemd" zei ze, "alle sinaasappels op de fruitschaal zitten vol duimnagelafdrukken. En wat doen al die glazen melk hier, en al die onaangeraakte dubbele boterhammen met kaas?"

Herman glimlachte flauwtjes. "Hoe gaat het met je?" vroeg hij. "Goed" antwoordde ze, "ik heb niet te klagen. En jij?". "Ik ben mijn vaders filosofieën aan het doorwerken" zei Herman. "Misschien dat ik ze binnenkort laat publiceren, ze zijn zeer aangrijpend. Zelf heeft hij het nooit aangedurfd om naar een uitgever te stappen". Hij ging terug naar de keuken, waar de ketel was gaan fluiten. Met een verse pot koffie kwam hij even later terug. Hij pakte twee kopjes uit de kast en schonk in. "Suiker en melk?"

"Één schepje suiker graag".

Zelf nam hij beide. Ze pakten hun kopjes op en keken elkaar aan. Mariëtte dronk, Herman zette zijn kopje weer neer. Hij stond op.

"Ik weet niet wat,er met mij aan de hand is," zei hij, "ik wil je zo graag..."

Mariëtte keek hem smeltend aan, zette haar kopje neer en stond op, terwijl hij naar haar toe kwam. Haar armen reikten naar hem, omsloten hem, haar mond naderde de zijne ...

"Kom mee naar boven" zei Herman schor. Ze volgde hem, opgewonden en verwachtingsvol. Ze ging achter hem de slaapkamer binnen en kleedde zich vast uit terwijl hij wat in het nachtkastje rommelde.

Toen hij zich naar haar omdraaide had hij een groot scherp keukenmes in zijn hand. Hij sneed haar in stukken, pakte er een paar van op en ging ermee naar de keuken. Hij sneed ze nog kleiner, pakte een braadpan, stak een pit aan en zette de pan op het vuur. Hij deed er boter in en een paar stukken vlees. Toen ze gaar waren legde hij ze op een bord, pakte een mes en een vork uit de la onder het aanrecht en ging aan de keukentafel zitten. Maar ook ditmaal slaagde hij er niet in het eten dat hij zich had klaargemaakt te verorberen.